Later,
Met broer bij oma boven aan de trap
Was daar dat diep donker gat
Water tot aan de dertiende tree,
Ze konden niet meer naar bené
Koppen, schotels, potten, pannen,
een broodplank, Alles wat er stond
Het dreef daar allemaal rond.
Ze visten op wat aan kwam drijven,
Niet bewust van enig gevaar.
Hun wereld stond op z’n kop.
Willemijn Onrust